D

  • Diarree bij de hond
  • Dierenartsassistenten
  • Dikke kop
  • Dorst
  • Dracht en geboorte bij teef en poes

Diarree bij de hond

Diarree bij de hond

Oorzaken

Het opeten van iets, wat niet goed verdragen wordt, is vaak de oorzaak van diarree bij honden. Het kan ook een gevolg zijn van een infectie, opgedaan door het snuffelen aan ontlasting van andere honden. En ook worminfecties, voerveranderingen en zelfs nervositeit kunnen diarree veroorzaken. Een darminfectie kan heel mild verlopen (met alleen diarree, zonder verdere ziekteverschijnselen) of heel ernstig zoals bijvoorbeeld de infectie met het parvovirus. Bij deze laatste infectie is er naast bloeddiarree ook sprake van ernstig ziek zijn en braken. Hardnekkige diarree wil nogal eens een verteringsstoornis als oorzaak hebben als een component (van overigens goed voedsel) door een bepaalde hond minder goed verdragen wordt. Diarree, acuut of langdurig kan ook gezien worden bij een aantal algemene ziekten, zoals bijvoorbeeld bij aandoeningen van de alvleesklier.

Behandeling

Afhankelijk van het ziektebeeld is het bij diarree wel of niet nodig met de hond naar de dierenarts te gaan. De ernst van het ziekte beeld wisselt met de oorzaak en vooral met het risico op uitdroging. Bij jongere dieren en als de diarree samen gaat met braken is de kans op uitdroging groter.

Als de hond wel levendig blijft en niet braakt, is het verantwoord om het enkele dagen aan te zien. Een lichtverteerbaar dieet zal dan voldoende kunnen zijn om te verbeteren. Kleine hoeveelheden voedsel geven; beschuit, oud witbrood, brinta aangemaakt met water (niet met melk) of wat gekookte kip. Rijst kan een vorm van (gistings-) diarree onderhouden en is daarom minder geschikt. Het is niet nodig om uw huisdier te laten vasten als die diarree heeft. Het is zelfs beter om eten te blijven geven. Slaat de hond zelf een dag het eten over dan is dat niet erg, maar het niet-eten bij pups mag niet zo lang duren. Als de diarree langer dan drie dagen aanhoudt is het beter even met de hond naar de dierenarts te gaan. Als er naar het oordeel van de dierenarts geen sprake is van een ernstiger oorzaak, is een eenvoudig stopmiddel gecombineerd met het dieet en zonodig een wormkuur meestal voldoende om de hond te helpen.

Anders wordt het als diarree samen gaat met braken. Door teveel braken en vooral als ook vocht wordt uitgebraakt kan uitdroging ontstaan. Zeker als een hond zich ook ziek gedraagt, niet wil eten en drinken, mogelijk koorts heeft of als er bloed bij de ontlasting wordt gezien is behandeling door de dierenarts nodig.  Medicijnen tegen het braken kunnen dan het beste ingespoten worden, want een brakende hond zal moeilijk ingegeven tabletjes binnen kunnen houden.

Om de hoeveelheid vocht op peil te houden hebben we een speciaal elektrolytenpoeder dat in het drinkwater wordt opgelost. Dit vult de teveel verloren stoffen aan en wordt meestal zo snel opgenomen dat het niet weer wordt uitgebraakt. Drinkwater moet in kleine hoeveelheden gegeven worden omdat de kans op uitbraken van het water groter is als er in een keer teveel gedronken wordt. Als er al sprake is van uitdroging is het een enkele keer nodig de hond extra vocht in de vorm van een infuus te geven. Bij braken en diarree geven wij slechts bij uitzondering antibiotica. In de darm hoort een flink aantal bacteriën van nature thuis en die kunnen door een antibioticum nadelig beïnvloed worden.

01-05-2016

Dierenartsassistenten

Dierenartsassistenten

Wat gediplomeerde dierenartsassistenten (paraveterinairen) mogen doen is vastgelegd in de Wet op de Uitoefening van de Diergeneeskunde.  Volgens deze wet zijn alleen dierenartsen toegelaten tot de uitoefening van de diergeneeskunde, met een nauwkeurige omschrijving wat dat inhoudt. Op een deel daarvan bestaat een uitzonderingregel; paraveterinairen mogen omschreven handelingen onder controle of onder leiding of op verwijzing van een dierenarts uitvoeren. Het gaat dan om ondersteunende en aanvullende werkzaamheden op het werk van de dierenarts. Onder controle, dwz. op aanwijzing van de dierenarts (ook buiten diens aanwezigheid) mogen zij een onderzoek uitvoeren, een behandeling toepassen, bloed afnemen en injecties geven. Onder leiding, dwz in aanwezigheid en onder direct toezicht van de dierenarts mogen paraveterinairen plaatselijke of volledige verdoving toedienen, helpen bij de geboorte en dieren onvruchtbaar maken. Voor zowel dierenartsen als paraveterinairen geldt een tuchtwet. Een diereigenaar die meent dat er ernstig tekortgeschoten is in de diergeneeskundige zorg kan aan het veterinair tuchtcollege een uitspraak vragen.

Er is een aantal opleidingen voor paraveterinairen. Zo’n opleiding omvat ook altijd een stageperiode in een dierenartsen praktijk. Dierenkliniek Duurstede is een ”Erkend opleidingsbedrijf” dat voor de erkende opleidingen een stageplaats mag bieden. U kunt in onze kliniek dan ook vaak een stagaire aantreffen. Dit zijn vaak stagiaires die de schriftelijke opleiding van de LOI of de opleiding van het Groenhorst college in Barneveld volgen. Ook zijn er vaak stagiaires afkomstig van het Helicon in Houten. Tijdens de cursus komen o.a. bouw en functie van het lichaam, ziektekunde en medicijnleer, laboratorium-technieken en röntgenologie, maar ook organisatie en hygiëne aan de orde. De opleiding duurt anderhalf tot vier jaar, afhankelijk van de vooropleiding.

In Dierenkliniek Duurstede hebben de assistentes in vaste dienst een paraveterinaire opleiding afgerond. Met hun kennis van zaken kunnen zij een eigenaar telefonisch of aan de balie goed te woord staan en advies geven. Als de assistente niet met zekerheid weet of haar advies juist is, dan zal ze altijd met de dierenarts overleggen. Onze paraveterinaire assistentes helpen actief bij het voorbereiden van een dier voor een operatie, kunnen katers castreren en kunnen uitstekend een gebit tandsteenvrij maken (het trekken van kiezen wordt altijd wel aan de dierenarts overgelaten). Het geven van de injectie tegen vlooien aan katten, het inkorten van te lange snijtanden bij knaagdieren, verzorging van wonden en ook het bloedonderzoek zoals dat bijvoorbeeld bij suikerpatiëntjes nodig is, mogen zij ook buiten aanwezigheid een dierenarts doen. Het stellen van een diagnose blijft altijd de taak van de dierenarts evenals het vaststellen van de therapie en het uitvoeren van operaties.

01-05-2016

Dikke kop

Dikke kop

Plotseling een dikke kop..

Ooit gezien dat een hond ineens een snoet heeft die bijna twee keer zo dik is dan normaal? Dit wordt meestal veroorzaakt door een overgevoeligheidsreactie.  Door contact met een stofje waar de hond allergisch voor is ontstaat vochtophoping in en onder de huid. De hele snoet zwelt op en soms ook de hele kop. We noemen dat vaak: een nijlpaardhoofd. Of een gladde kortharige vacht vertoont ineens allemaal hobbeltjes, urticaria, als gevolg van plaatselijke zwellinkjes. In de volksmond heet deze aandoening: Netelroos.

Zo’n allergische reactie kan het gevolg zijn van contact met bepaalde planten, vooral buiten. Ook kan een voedingsmiddel de oorzaak zijn, net als sommige mensen rode vlekjes krijgen na het eten van bijvoorbeeld chocolade. Ook wespen- en muggensteken kunnen overgevoeligheidsreacties veroorzaken. Katten kunnen na een mep tegen een insect gestoken worden en dan een dikke poot krijgen. Als een hond of kat bij het vangen van een insect in de bek gestoken wordt kan een zwelling in bek of keel problemen geven.

Als een milde overgevoeligheidsreactie geen overlast veroorzaakt is het voldoende een huisdier goed in de gaten te houden. Na een aantal uren zakt het vaak spontaan weer af. Bij een duidelijke insectenbeet helpt afkoeling van het gezwollen gebied. Als de zwelling te erg is, als een dier benauwd lijkt te worden, als een zwelling na een aantal uren nog niet verminderd is of als de huidveranderingen met jeuk samengaan is het beter met het dier naar de dierenarts te gaan. Meestal kan de dierenarts door middel van een injectie zorgen dat een allergische reactie snel afzakt.

01-05-2016

Dorst

Dorst

Veel drinken of veel plassen, of beide, is een vrij veel voorkomende klacht, bij vooral oudere honden en katten.

Veel drinken

Als een dier veel drinkt en niet in gewicht toeneemt, moet het vocht ergens weer verloren gaan. Daar zijn drie mogelijkheden voor. Vocht verlaat het lichaam als urine, in geval van diarree met de ontlasting en in geval van warmte of nervositeit via de bek door veel hijgen.
Bij de klacht ‘veel drinken’ zal het dier in elk geval meer drinken dan het voorheen deed. Binnen zekere grenzen hoeft dat niet op een ziekte te wijzen. Een voer verandering, warmte of een grote inspanning kan al oorzaak zijn van meer drinken. In die gevallen blijft de hoeveelheid die gedronken wordt binnen de normaalwaarden tot ongeveer 50 ml per kg hond of kat. Dat is dus voor een dier van vijf kg maximaal 250 ml, voor een hond van 20 kg max. een liter. Bij een twee keer zo grote hoeveelheid is er duidelijk sprake van veel drinken, maar hoeft dit nog niet op een echte ziekte wijzen.
Echt afwijkend wordt het als de totale hoeveelheid boven de 100 ml per kg lichaamsgewicht komt.
De meeste gezonde katten drinken weinig, een normaal drinkbakje wordt door een kat niet leeggedronken, maar moet altijd alweer ververst worden als er nog maar een kleine hoeveelheid uit is. Bij katten is een volledig leeggedronken drinkbakje een duidelijk signaal dat er teveel gedronken wordt.

Veel plassen

De hoeveelheid die wordt geplast is wat lastiger te meten dan de hoeveelheid die gedronken wordt. Als hulpmiddel daarvoor hebben wij de controle van een plasje.
Als urine erg waterig is en een laag soortelijk gewicht heeft (hoe lager, hoe meer het op water gaat lijken) is er meestal sprake van teveel plassen.
Ook het onderscheid tussen vaak en veel plassen is erg belangrijk. Bij een blaasontsteking zal het dier vaak plassen, maar per keer komt er maar een klein plasje. De totale urineproductie hoeft dan helemaal niet verhoogd te zijn.

Opvangen van een plasje voor onderzoek

Bij een hond is urine het gemakkelijkst op te vangen met behulp van bijvoorbeeld een soepopscheplepel met een lange steel. U kunt dan, terwijl het dier plast, voldoende op afstand blijven om de hond niet te storen.
Bij de kat kan urine worden opgevangen in een kattenbak met een kleine hoeveelheid kattengrit erin, zodat niet de hele plas wordt opgezogen in het grit. In de kliniek kunnen wij u ook speciaal voor dit doel bestemde kunststof kattenbakkorreltjes leveren, die de urine helemaal niet opnemen.

Veel drinken en veel plassen

Belangrijke oorzaken van veel plassen en drinken zijn:

Nierfunctiestoornissen

Zowel veranderingen waarbij de nieren hun ontgiftende werk niet meer doen, als afwijkingen waarbij de nieren als vochtregulator van het lichaam niet meer goed werken veroorzaken een grotere urine productie.

Suikerziekte

Bij suikerziekte kan het lichaam suiker (glucose) niet meer op de juiste wijze gebruiken en wordt het suikergehalte van het bloed te hoog. Als gevolg hiervan wordt suiker met de urine uitgescheiden en dat gaat samen met een grotere hoeveelheid urine.
Door meer vochtverlies gaat het dier meer drinken en het verlies van de voedingsstof glucose leidt  in eerste instantie meestal ook tot een grotere eetlust.

Baarmoederontsteking

Als wat oudere teven in de eerste weken na een loopsheid meer gaan drinken dan zou een baarmoeder ontsteking daar wel eens de oorzaak van kunnen zijn.

Daarnaast kunnen afwijkingen in het functioneren van onder andere de schildklier, de lever, het hart en de bijnierschors de oorzaak van veel drinken en veel plassen zijn.
Door urine en bloedonderzoek zijn veel van de genoemde oorzaken al van elkaar te onderscheiden, soms is er aanvullend uitgebreider onderzoek nodig.
Als de oorzaak van de klachten bekend is, kan ook de vraag: ‘drinkt ie zoveel omdat ie zoveel plast of plast ie zoveel omdat ie zoveel drinkt’ worden beantwoord.
Alleen als is vastgesteld dat het lichaam de regulerende mogelijkheid om vocht tekort te voorkomen wel heeft, mag er besloten worden om het dier minder te drinken te geven dan het zou willen. Dit kan het geval zijn als een dier om psychische redenen of uit gewoonte te veel drinkt, zoals een enkele keer bij jongere honden wel eens wordt gezien.
Bij de meeste van de genoemde ziekte oorzaken zal echter de hoeveelheid geproduceerde urine niet verminderen. Bij beperking van de vochtopname leidt dat snel tot een alarmerende uitdrogingstoestand.

01-07-2016

Dracht en geboorte bij teef en poes

Dracht en geboorte bij teef en poes

Teven laten zich dekken tijdens de loopsheid. Ze kunnen dan drachtig worden. De dracht duurt gemiddeld 63 dagen, maar er is wat variatie. Bij grotere nesten kan de draagtijd wat korter zijn, bij kleinere nesten juist wat langer. Teven van grote rassen hebben vaak grotere nesten. Teefjes van de kleine rassen hebben vaak kleine nesten met relatief grote pups. Dat kan soms problemen geven bij de geboorte. Poezen laten zich dekken tijdens de krolsheid. De dracht duurt bij de poes gemiddeld 62 dagen. Ook hier geldt dat kleinere nesten vaak grotere kittens opleveren met wat meer kans op geboorteproblemen. Om een dracht vast te stellen bestaat er geen betrouwbare bloed- of urinetest. Het meest gebruikelijk en ook meest betrouwbaar is een echografisch onderzoek. Dat kan vanaf 21 dagen na de dekking, maar meestal voeren we dit onderzoek ongeveer 4 weken na de dekking uit.

Door middel van het echografisch onderzoek kunnen we dus een dracht vaststellen en we kunnen tevens een inschatting maken van het aantal aanwezige embryo’s. Ook kunnen soms afwijkingen aan een vrucht vastgesteld worden (maar die kunnen ook gemakkelijk gemist worden!). Het precieze aantal is door middel van een echo moeilijker te bepalen. Daarvoor leent zich een röntgenfoto veel beter, maar dat kan pas vanaf 6 weken dracht. In de loop van de drachtigheid kan bij honden te zien zijn dat de melkklieren en de tepels opgezet zijn. Dit kan echter ook gebeuren bij een niet-drachtige teef die schijnzwanger is.

De bevalling bij de teef vindt dus meestal plaats tussen de 58e en 67e dag. In de loop van de dracht stijgt de lichaamstemperatuur vaak richting de 39 graden Celsius en bij de meeste teven zien we ongeveer 24 uur voor de bevalling plotseling een flinke lichaamsdaling tot vaak beneden de 38 graden Celcius. Van dit gegeven maken sommige fokkers gebruik om te kunnen voorspellen wanneer de geboorte gaat beginnen.
Vlak voor de geboorte vertonen veel teven ook nestelgedrag: ze proberen een nestje te creëren door het kleedje in de mand wat te manipuleren, ze slepen voorwerpen naar de mand (of de werpkist, als ze daar al aan gewend is) etc. Op het moment dat de geboorte dan echt gaat beginnen, waarbij er vruchtwater begint af te vloeien, zie je dat de teef soms aandrang lijkt te hebben om te plassen. ze begint aan de vulva te likken. Vaak is ze ook erg aan het hijgen door de weeënactiviteit van de baarmoeder. Na verloop van tijd ontstaan er persweeën. Soms is het vruchtwater donkergroen van kleur, veroorzaakt door kleurstoffen uit de moederkoek. Dat hoeft niet veronrustend te zijn, maar de geboorte moet dan wel doorzetten.
Bij de geboorte is rust erg belangrijk. Dus hou de visite uit huis! Sommige teven willen zelfs het baasje er niet bij hebben. Door onrust kan de weeënactiviteit stoppen en zet de geboorte niet door. Als duidelijk is dat de geboorte is begonnen (door het afvloeien van vruchtwater is dat duidelijk), dan wordt de eerste pup normaliter binnen twee uur geboren. Als dat niet zo is, dan is het verstandig om contact op te nemen met de dierenarts. Indien de teef erg veel persdrang heeft en dat is al tien minuten zo zonder dat er een pup geboren wordt, dan is het ook verstandig om te bellen!
De gemiddelde tijd tussen de geboorte van twee pups is ongeveer drie kwartier. De tijden zijn vaak langer aan het begin en aan het eind van de totale geboorte dan halverwege. Normaliter mag de tijd tussen de geboorte van twee pups oplopen tot twee uur. Anders is het ook verstandig om even te bellen. De placenta komt meestal meteen na de geboorte van een jong en wordt meestal door de moeder opgegeten. Ook hierbij kan bij de hond de groene kleur opvallen. De navelstreng scheurt meestal spontaan op de goede plaats af of wordt door de moeder afgebeten.
Als de bevalling helemaal achter de rug is, hoort de teef rustig te zijn en voor de jongen te zorgen. Is dat niet het geval dan moet de dierenarts controleren of werkelijk alle jongen geboren zijn. Het is trouwens altijd verstandig om de dierenarts moeder en kinderen na afloop van de geboorte te laten controleren.

Voor poezen geldt in grote lijnen hetzelfde en rust tijdens de geboorte is nog belangrijker dan voor de teef. Meestal trekken poezen zich ook terug naar een verborgen plekje om daar de kittens te werpen.

01-05-2015

Terug naar Diereninformatie