Let op: er zijn gewijzigde diensten na sluitingstijd, Lees hier meer.

W

  • Weefselonderzoek
  • Wondbehandeling
  • Wormen

Weefselonderzoek

Weefselonderzoek

Bij lang niet alle verdikkingen en knobbels is het mogelijk om van buitenaf te beoordelen wat er de oorzaak van is. Voor een behandeling is het natuurlijk het beste om zeker te weten om wat voor verandering het gaat. In een laboratorium kan men onder de microscoop nauwkeuriger vaststellen uit wat voor weefsel een verdikking bestaat. Het gaat dan vooral om het onderscheid tussen drie mogelijkheden: een ontsteking, een goedaardig gezwel of een kwaadaardig gezwel.

Over het algemeen is het voor een dierenarts goed mogelijk om zonder uitgebreider onderzoek een ontsteking van een tumor te onderscheiden. En als bij behandeling van een ontsteking de zwelling verdwijnt, is ook snel duidelijk dat de diagnose juist was. Bij hardnekkige of onduidelijke ontstekingsprocessen en bij alle diktes die een tumor kunnen zijn, kan weefsel onderzoek vooraf tot de mogelijkheden behoren. Het is echter niet altijd zinvol en soms is het ook onmogelijk.

Materiaal voor onderzoek kan op twee manieren worden afgenomen: via een naald of door een stukje weefsel te verwijderen.

Afname van materiaal door een naald voor cytologisch onderzoek

Bij zo’n naaldbiopt wordt uit het weefsel een kleine hoeveelheid weggenomen, die als losse cellen onder de microscoop beoordeeld worden. Vaak kan hiermee een goed oordeel worden gevormd over de aard van een verandering. Niet altijd, omdat via deze techniek de structuur van het weefsel niet te beoordelen is. Een voordeel van de techniek is dat het zonder enige vorm van verdoving tijdens een spreekuur kan worden uitgevoerd en dat de uitslag meestal na één tot twee dagen bekend is. Een naaldbiopt kan alleen worden afgenomen als een proces groot genoeg is, bij een heel klein knobbeltje is het onmogelijk om voldoende materiaal te verkrijgen.  Als bij het afnemen bloed of vocht mee komt is beoordeling vaak onmogelijk omdat in het laboratorium dan geen afwijkende cellen terug te vinden zijn.

Een naaldbiopt heeft vooral in de volgende gevallen zin:

voor het onderscheid tussen een ontsteking en een tumor; om de keuze te bepalen tussen behandeling met medicijnen of door een operatie.
om te beslissen of verwijderen wel of niet nodig is bij kleinere gezwelletjes die geen hinder veroorzaken.
om bij grotere gezwellen, waarbij er mogelijk nadelen zijn aan operatief ingrijpen, te beslissen of verwijderen zinvol is of dat er misschien ook na een operatie geen herstel te verwachten is.
bij allerlei gezwellen om te beoordelen hoe ruim een proces moet worden weggenomen, want dat kan afhankelijk zijn van het type tumor.

Afnemen van een stukje weefsel voor histologisch onderzoek

Hierbij kunnen zowel de celtypes als de structuur van het weefsel worden beoordeeld. Het afnemen van zo’n weefselstukje betekent meestal dat het dier onder narcose een operatie moet ondergaan.

Slechts bij uitzondering stellen wij voor om bij een verdikking eerst zo’n weefsel onderzoek te doen. Meestal is het beter om, als er toch een operatie wordt uitgevoerd, het afwijkende weefsel zo ruim mogelijk weg te nemen. Dan kan daarna de hele tumor onderzocht worden, waarbij ook beoordeeld kan worden of een tumor volledig is verwijderd.

In de volgende gevallen heeft weefselonderzoek vooraf wel zin:

bij gezwellen die niet goed operatief te verwijderen zijn, maar mogelijk in aanmerking komen voor een andere behandeling; bij bepaalde tumoren in de bek kan bestraling mogelijk zijn en enkele tumortypes zijn gevoelig voor chemotherapie.
als er grote twijfel is of we een dier een dienst bewijzen met een grote operatie en het niet mogelijk is via de naald een diagnose te stellen. Dan is het beter een kleine operatieve ingreep te doen om te weten of het uitvoeren van een grote operatie noodzekelijk is en zin heeft.

De mogelijkheid om tijdens een operatie weefselonderzoek te laten uitvoeren en dan meteen te handelen afhankelijk van de uitslag hebben wij helaas niet.

01-09-2007

Wondbehandeling

Wondbehandeling

Honden lopen de meeste verwondingen op door gevechten of doordat de voeten verwond raken door scherpe voorwerpen.  Bij katten zijn de vechtwonden duidelijk in de meerderheid.

Steekwonden

Steekwonden ontstaan door het trappen op een puntig scherp voorwerp of in een vechtpartij.  Bij honden gaat nogal eens één tand van de tegenstander door de huid heen. De tand die de huid doorboort is op dat moment altijd in beweging en veroorzaakt onder de huid een beschadiging, die meestal veel uitgebreider is dan het kleine gaatje in het vel doet vermoeden.  Bij katten gaat het ook om wonden die ontstaan door een tand, maar vooral ook door de nagels van de tegenstander.  We vinden bij de kat de meeste verwondingen dan ook aan de kop (bij de aanvallende types) of op het achterwerk (een klap na krijgen als je vlucht).  De verontreiniging die bij deze verwonding onder de huid terecht komt maakt de kans op een wondinfectie erg groot.  Bij dit soort wonden is dan ook altijd behandeling nodig om te voorkomen dat zich onder de huid een ontsteking of abces vormt.  Na de eerste reiniging en desinfectie van de wond is soms bij herhaling het spoelen van zo’n wond en vaak een antibioticakuur nodig.  Dit type wonden wordt nooit gehecht omdat de ontsteking dan ‘opgesloten’ zit en daarmee alleen maar meer kans krijgt. Bij een kat wordt het ontstaan van de verwonding vaak niet opgemerkt. Daardoor ontwikkelt zich bij katten veel vaker een abces, een pusophoping onderhuids. Een pijnlijke zwelling waarbij het dier zich ziek kan voelen en koorts heeft. Dan is het belangrijk dat het abces doorbreekt of door de dierenarts geopend wordt. Daarna moet de wond worden gespoeld en helpt een kuur antibiotica bij een meestal vlot herstel.

Snijwonden

Snijwonden worden vooral veroorzaakt door glas of andere scherpe voorwerpen.  Een snijwond heeft ‘mooie’ rechte wondranden en staat meestal in verhouding tot de diepte veel meer open dan een steekwond.  Als zo’n wond binnen zes uur gereinigd en gehecht wordt krijgt een wondinfectie ook weinig kans. Is er een langere tijd verlopen dan is het beter de wond niet meer volledig te sluiten, omdat de ontwikkeling van een infectie dan al zo ver is dat door ophoping van wondvocht en ontstekingsproducten de kans op een ernstiger ontsteking en het weer losspringen van hechtingen alleen maar groter wordt.

Scheurwonden

Scheurwonden ontstaan vooral bij vechtpartijen en bij auto-ongelukken.  In principe is de behandeling hetzelfde als bij snijwonden. De kans op wondinfectie is echter groter en soms is huid verloren gegaan waardoor het goed sluiten van een wond niet mogelijk is.  In die gevallen moet een wond “per secundam” genezen, dat wil zeggen dat de behandeling alleen bestaat uit het reinigen en beschermen van de wond en dat de wond door het overgroeien van huid dicht moet gaan.Hetzelfde geldt voor wonden waarbij een ernstige huidbeschadiging is opgetreden door druk. In veel gevallen geneest zo’n wond vanzelf, al duurt het herstel veel langer dan bij een wond waarbij hechten wel mogelijk was. Als de wond niet sluit is op een later tijdstip alsnog operatieve behandeling nodig, maar niet voordat alle ontstekings-verschijnselen weg zijn en het weefsel dat teveel beschadigd is, is afgestoten.

Brandwonden

Bij brandwonden is direct na het ontstaan koelen onder koud water een belangrijke maatregel. Daarna is het voorkomen van ontsteking en het schoonhouden en beschermen van de wond van veel belang. De genezing gaat “per secundam” zoals onder scheurwonden is beschreven.

01-02-2007

Wormen

Wormen

Spoelworm

De spoelworm wordt overgebracht via wormeitjes in de ontlasting van de huisdieren en wordt ook via de moeder rechtstreeks op pups of kittens overgedragen. Dat kan via de melk of (alleen bij de hond) via de baarmoeder. Hierdoor zijn bijna alle jonge dieren in meer of mindere mate met spoelwormen besmet.
Of een hond of kat spoelwormen bij zich heeft is niet altijd aan de buitenkant te zien. Soms zijn de volwassen wormen in de ontlasting (of in braaksel) te vinden. Deze worm ziet er uit als een stukje spaghetti van vijf tot tien cm met dunne uiteinden.
Vaak is ontlastingonderzoek nodig om onder de microscoop de wormeieren op te sporen.

Van de verschillende soorten wormen die bij onze huisdieren voorkomen is de spoelworm de belangrijkste. Niet zozeer belangrijk voor het dier zelf (volwassen dieren hebben er niet zo vaak last van, soms wat diarree), maar vooral voor onze eigen gezondheid.
Eén volwassen spoelworm kan meer dan 200.000 eitjes per dag produceren die met de ontlasting in het milieu terecht komen. Die zijn na twee tot drie weken infectieus!
Berucht zijn de openbare zandbakken waarin kinderen kunnen spelen, maar waar ook vaak katten hun behoefte in doen.

De eitjes die dan per ongeluk in de mond van het kind komen, zullen in de darm van het kind uitkomen en vervolgens beginnen de larven een trektocht door het lichaam, zoals ze bij pups en kittens ook doen. Maar tijdens de trektocht sterven ze uiteindelijk ergens in het lichaam af, omdat het kind toch niet de goede gastheer is, en veroorzaakt ter plaatse een ontstekingsreactie. Berucht zijn de ontstekingen in het oog. Maar ook de veel voorkomende buikpijnklachten bij kinderen, veel vormen van astma en zelfs vele vormen van epilepsie bij kinderen worden waarschijnlijk veroorzaakt door rondkruipende spoelwormlarven. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat viermaal per jaar ontwormen van alle katten en honden een reductie van het besmettingsniveau van ons milieu met wormeitjes bewerkstelligt.
Regelmatig ontwormen van onze huisdieren (vier keer per jaar!) blijft dus noodzakelijk!

Lintworm

De aanwezigheid van de meest gebruikelijke lintworm, de Dipylidium caninum, verraadt zich snel; als uw huisdier een lintworminfectie heeft kunt u vaak kleine witte stukjes ter grootte van een rijstkorrel rondom de anus of in de ontlasting zien.
Deze lintwormbesmetting treedt op via een tussengastheer: de vlo!
Honden en katten worden besmet als ze tijdens het reinigen van de vacht een vlootje opeten. Bij de bestrijding van lintwormen is het dus tevens belangrijk de vlooien goed onder handen nemen.

Minder gebruikelijk maar veel gevaarlijker voor mensen (en andere dieren) is de kleine vossenlintworm (Echinococcus multiocularis). Deze lintworm komt al heel lang voor in Centraal Europa. De afgelopen jaren zijn er echter in Groningen en Zuid-Limburg ook positieve vossen aangetroffen.
De wormeitjes worden met de vossenontlasting uitgescheiden. Een mens kan die eitjes binnenkrijgen met het opeten van wilde bosvruchten of via de handen na contact met grond die besmet kan zijn. Na de besmetting kunnen de larven grote blaaswormen (met vocht gevulde zakken) veroorzaken, vooral in de lever, maar soms ook bijvoorbeeld in de hersenen. Deze blaaswormen kunnen weer dochterblaaswormen geven en steeds verder groeien, als een kankergezwel. De klachten kunnen soms pas jaren na de besmetting tot uiting komen.
De vos is de belangrijkste eindgastheer voor de lintworm, de muskusrat en andere knaagdieren zijn tussengastheren die de besmetting overbrengen als ze worden opgegeten door de eindgastheer.
Honden en katten kunnen deze lintworm op die manier ook krijgen, waarna besmetting van de mens niet uitgesloten is.
Voorzorgsmaatregelen in gebieden waar vossen voorkomen:
Wilde bosvruchten zoals bosbessen, bramen etc. en zelfgeplukte paddestoelen grondig wassen en koken voor consumptie.
Na grond(tuin)werkzaamheden de handen goed wassen.
Een dode vos niet met blote handen aanraken en (jacht-)honden na bezoek aan een mogelijk besmet gebied afdouchen.
Honden en katten die in een mogelijk besmet gebied hebben rondgelopen moeten ontwormd worden.
De risico’s zijn dus in Nederland nog gering, maar de mogelijkheid bestaat dat deze lintworm zich over een groter deel van Nederland gaat verspreiden.
Tijdens vakanties in Zuid Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk en Midden en Oost Frankrijk is het voor uzelf en voor huisdieren die meegaan op vakantie belangrijk rekening te houden met het bestaan van deze vossenlintworm. Honden en katten die in gebieden verblijven waar vossenlintworm voorkomt, dienen maandelijks te worden ontwormd met een lintwormdodend middel.

Tenslotte kennen we nog de grotere lintwormen bij honden en katten. Bij de hond zien we soms Taenia pisiformis die de haas of het konijn als tussengastheer heeft en bij de kat zien we soms Taenia taeniaeformis die de rat of de muis als tussengastheer heeft. Deze lintwormen kunnen wel tot 80 cm lang worden. Zij zijn echter onschuldig voor mensen.

Hartworm

De hartworm (Dirofilaria immitis) zorgt in Europa voor steeds meer problemen.
Beneden de lijn Parijs – Milaan komt deze infectie inmiddels overal voor, met de hoogste besmettingscijfers in riviergebieden als de Po-vlakte in Italië en de Rhône-delta in Frankrijk.
Honden en katten kunnen met larfjes van de hartworm besmet worden als ze gestoken worden door bepaalde muskietensoorten.Die larfjes groeien in enkele maanden uit tot wormen van meer dan 20 cm lang die verblijven in het hart of in de longslagaders en die uiteraard voor ernstige klachten zorgen.
Wanneer wormen in het maagdarmkanaal door een wormmiddel worden gedood verteren de dode wormen en worden de restanten met de ontlasting afgevoerd. Als volwassen hartwormen door een wormmiddel worden gedood, blijven de resten van de dode wormen in de bloedbaan circuleren en dan ontstaat er een levensbedreigende situatie.
In de gebieden waar met hartwormlarfjes besmette muskieten vóórkomen moeten honden en katten dan ook preventief behandeld worden. Het voorkomen van een muskietensteek is nooit volledig mogelijk, maar door behandeling kan wel voorkomen worden dat binnengedrongen larfjes uit kunnen groeien tot volwassen hartwormen.
Huisdieren die mee gaan op vakantie naar een gebied waar hartworm voorkomt moeten dus tegen de infectie worden beschermd. Dit kan bijvoorbeeld door Stronghold, een middel dat op de huid wordt aangebracht. Het is werkzaam tegen de larfjes van de hartworm en tegen andere spoelwormen en meteen ook tegen vlooien.
Ook het middel Milbemycine oxime werkt tegen hartworm.
Mocht uw huisdier mee gaan naar een besmet gebied, dan moet na drie weken verblijf in dat gebied een wormkuur worden gegeven. Dit moet, afhankelijk van de werkingsduur van het gebruikte middel, steeds herhaald worden tot één maand na het verlaten van het besmette gebied.

Longwormen

Zowel bij honden als bij katten komen longwormen voor die, zoals de naam al aangeeft, in de longen van hun gastheren leven. Daar kunnen ze schade aan de longen geven met vooral hoestklachten en/of benauwdheid als gevolg. Honden en katten kunnen zich besmetten door het opeten van slakjes, die de tussengastheer zijn. Zelfs het likken aan een slijmspoor van een slak of het opeten van een grasspriet waarop een slak heeft gezeten, kan al voldoende zijn om de infectie op te doen. De infectie kan aangetoond worden door een mengmonster van ontlasting dat gedurende drie opeenvolgende dagen is verzameld, te laten onderzoeken op longwormlarven.

De hierboven beschreven wormen zijn de meest voorkomende bij onze huisdieren. Er zijn echter nog meer soorten, die echter zeer zelden worden gezien, zoals Trichuris vulpis, Uncinaria stenocephala, Ancylostoma, Onchocerca lupiSpirocerca lupi, Dirofilaria repens, Fasciola hepatica e.a.

Regelmatig ontwormen van uw huisdieren is dus van groot belang voor de gezondheid van dier en mens.
Voor bestrijding van spoelwormen wordt het volgende ontwormingsschema aanbevolen.
Pup: ontwormen op 2, 4, 6, en 8 weken en op 3, 4, 5 en 6 maanden leeftijd.
Volwassen honden: elke 3 maanden behandelen (in Groningen en Limburg: maandelijks).
Drachtige teef: tijdens de loopsheid als ze gedekt gaat worden; tien dagen voor de bevallingsdatum. Zogende teef: steeds tegelijkertijd met de pups.
Kittens: op 4, 6, 8 en 10 weken en op 3, 4, 5 en 6 maanden leeftijd.
Volwassen katten die regelmatig buiten komen: elke drie maanden behandelen.

Er zijn zeer veel wormmiddelen op de markt verkrijgbaar, allemaal met een wisselende effectiviteit, een wisselend werkingsspectrum en natuurlijk ook verschillend in prijs. Sommige middelen moeten in de vorm van een kuur gegeven worden. Andere middelen hoeven steeds maar eenmalig te worden toegediend. Er zijn middelen in de vorm van tabletten, in spot-on formuleringen of in pasta’s of drankjes. Onze assistentes kunnen u adviseren over welk wormmiddel geschikt is voor uw huisdier.

Wilt u nog meer deskundige informatie over wormen bij huisdieren? Bezoek dan de website: www.esccap.org

01-07-2016

Terug naar Diereninformatie