Let op: er zijn gewijzigde diensten na sluitingstijd, Lees hier meer.

E

  • Echografie
  • Egels
  • Elleboogdysplasie
  • Epilepsie

Echografie

Hoe een echo werkt

De echo maakt een doorsnede van de organen. Het werkt met ultrasone geluidsgolven die na terugkaatsing door weefsel weer worden opgevangen door de zogenaamde transducer en het beeld vormen. Hier is tussen de verschillende weefsels een verschil in de mate van terugkaatsing van de golven.
Door de transducer verschillende richtingen te laten scannen, krijgen we een driedimensionaal beeld. Hierdoor kan de vorm, structuur en ook de grootte beoordeeld worden.

Wat kunnen we met een echo zichtbaar maken

We kunnen de buikorganen beoordelen zoals de blaas, lever, milt, darmen en nieren. Ook maken wij echo’s ten behoeve van drachtigheid.
Met een echo van het hart maak je onderscheid tussen de hartspier en de verschillende holtes. Zo krijgt de dierenarts een goed beeld van de dikte van de wand van het hart en van het functioneren van de hartkleppen.
Ook kunnen wij onder echobegeleiding gericht biopten nemen van bepaalde organen of inwendige tumoren. Hierbij zuigen wij wat weefsel of vocht op dat vervolgens onderzocht kan worden. Ook is het vaak mogelijk echte weefselbiopten te nemen uit bijvoorbeeld de lever.

Wat u kunt verwachten

Bij de echo is er geen enkel bezwaar tegen als er meerdere mensen toekijken. Het is niet pijnlijk voor het dier en daarom kan de echo meestal bij een wakker dier gemaakt worden. Wel moet het dier een tijdje stil op de rug blijven liggen. Mocht de patiënt toch te angstig zijn of te onrustig, dan kunnen we kiezen voor een kalmerend prikje.
Het dier zal eerst geschoren worden omdat echogolven niet door lucht heen kunnen die eventueel tussen de haren is blijven zitten. Daarna wordt het gebied ingesmeerd met echogel waarna er gestart kan worden met het onderzoek.

Egels

Egels

Vooral in het najaar kunnen egels extra aandacht nodig hebben. Het is de periode waarin ze in winterslaap gaan en juist in die periodes kan het zijn dat egels onze hulp nodig hebben. Alleen in een voldoende goede conditie kunnen ze die winterslaap doorstaan. Ecologen vinden dat het onverstandig is om ogenschijnlijk te jonge egels te helpen om de winter door te komen, omdat deze mogelijk ook weer nakomelingen krijgen die te laat in het jaar geboren gaan worden. Zo zou je het probleem voor je uit schuiven en zelfs verergeren. De egel is een beschermde diersoort en mag dus ook niet in huis genomen worden. Er zijn speciale egelopvangcentra die een vergunning hebben om verzwakte egels te helpen met de bedoeling ze later weer in de natuur terug te zetten.

Egels behoren tot de insecteneters. In de natuur eten ze naast insecten ook wormen en slakken, zelfs jonge muizen en van alles wat ze verder op hun pad tegenkomen. Een egel die verzorgd moet worden kan heel goed gevoerd worden met commercieel droog kattenvoer en voldoende water. Melk is verboden omdat het diertje hiervan een meestal tot de dood leidende diarree krijgt. Meelwormen en stukjes vlees kunnen als aanvulling op het kattenvoer gegeven worden.

Heel jonge dieren kunnen met een zuigflesje of een druppelpipet met katten-kunstmoedermelk gevoerd worden. Zodra de melktandjes doorkomen, op ongeveer 14 dagen kan wat vaste voeding door de melk gemengd worden, zoals gekookte tartaar of voer voor insecten-etende vogels. Men kan dan ook beginnen met verse ‘buit’, bijvoorbeeld muggetjes, torretjes en pissebedden.

Als eenvoudige huisvesting is een kattenkooi geschikt, met hierin kranten en een omgekeerde schoenendoos met een opening, zodat het diertje kan wegkruipen. Wat hooi en een katoenen doek vormen een warme schuilplaats. Als de egel hersteld is of groot genoeg is om in z’n eigen onderhoud te voorzien kan hij terug in de vrije natuur. Voor het goed doorstaan van de winterslaap moet een egel minstens 700 gram wegen.

Het volwassen gewicht van een gezonde egel is 1000 tot 1400 gram. De leeftijd van jonge egels is bij benadering aan het gewicht te bepalen. Op twee tot drie weken ca. 45 gram, op drie tot vier weken 75-150 gr. op vijf weken 150-175 gr., op zeven weken 300-375 gr. Egels zijn op acht a tien maanden geslachtsrijp, de paartijd loopt van april tot augustus, de draagtijd is 35 dagen. Een of twee keer per jaar heeft een egelvrouwtje een nest van twee tot zeven jongen, die gedurende ongeveer zes weken worden gezoogd. De pasgeboren egeltjes hebben zachte witte stekels; na de 3e dag worden dat jeugd-stekels, die aan de basis donker zijn. Vanaf de achterkant worden dat na zes weken de volwassen-stekels (uiteindelijk meer dan 6000). De levensduur van een egel is vijf tot tien jaar.

Het vinden van een egel die verzorging nodig heeft moet gemeld worden bij een egelopvangcentrum. Telefoonnummers daarvan kunt u in onze kliniek en bij de Dierenbescherming opvragen. Meer informatie vindt u hier.

01-05-2016

Elleboogdysplasie

Elleboogdysplasie

Bij een aantal rashonden, zoals de Berner Sennenhund, de Labrador Retriever en nog enkele andere grote rassen, komt af en toe Elleboogdysplasie voor.
Dit is een grotendeels erfelijke aandoening aan de elleboog die vrijwel altijd de oorzaak is van het ontstaan van een chronische kreupelheid aan een voorpoot ten gevolge van een osteo-arthrose van de elleboog.
De meeste rasverenigingen van rassen waar elleboogdysplasie veel voorkomt, adviseren fokkers om hun fokdieren tevoren te laten onderzoeken op elleboogdysplasie en de dieren die verschijnselen vertonen van elleboogdysplasie worden meestal uitgesloten voor de fokkerij. Op die manier hoopt men dat dit vervelende probleem steeds minder vaak voorkomt.

De screening op elleboogdysplasie gebeurt door het maken van röntgenfoto’s (vier per elleboog). Deze foto’s worden centraal beoordeeld door een onafhankelijke deskundige, onder verantwoordelijkheid van de Raad van Beheer op Kynologisch gebied (de overkoepelende organisatie van de rasverenigingen).
Meestal worden de röntgenfoto’s pas gemaakt als de honden minimaal een jaar oud zijn. Vaak worden ze tegelijkertijd onderzocht op Heupdysplasie.

De Raad van Beheer accepteert uitsluitend röntgenfoto’s van dierenartsen waarmee ze een overeenkomst heeft gesloten, die inhoudt dat de dierenarts bewezen heeft dat de röntgenfoto’s de vereiste kwaliteit hebben, dat de dierenarts geen beoordeling van de kwaliteit van de ellebogen of de heupen geeft en dat er geen voorselectie wordt gemaakt van in te zenden foto’s.
Dierenkliniek Duurstede heeft deze overeenkomst met de Raad van Beheer en fokkers kunnen hun honden dus bij onze Kliniek aanbieden voor onderzoek op elleboogdysplasie en heupdysplasie.

Ondanks dit fokprogramma stellen wij toch nog regelmatig de diagnose Elleboogdysplasie bij jonge honden (vaak labradors), meestal veroorzaakt door een zogenaamd Los Processus Coronoideus Medialis (een embryonaal los botstukje dat tijdens de groei van de pup normaal hoort te vergroeien met de elleboog, maar dat mislukt op een of andere manier).
De diagnose is meestal met röntgenonderzoek te stellen, maar soms geeft dit onderzoek geen uitsluitsel. In dat geval is een CT-scan of een MRI-scan noodzakelijk en in zeldzame gevallen is een Scintigram noodzakelijk. Deze onderzoeken zijn een stuk kostbaarder dan röntgenonderzoek.
Een chirurgische behandeling van een Los Processus Coronoideus Medialis, mits tijdig uitgevoerd, kan een levenslange kreupelheid voorkomen.

01-05-2016

Epilepsie

Epilepsie

Verschijnselen

De meest voorkomende verschijningsvorm is de toeval, gekenmerkt door bewustzijnsverlies, omvallen, heftige spierkrampen, schuimbekken en mogelijk urineverlies. Tijdens de aanval is het dier niet aanspreekbaar.
Een toeval duurt meestal enkele minuten. Na de aanval kan het dier een periode van enkele minuten tot een aantal uren een afwijkend, vaak onzeker en angstig gedrag vertonen. Soms blijft het dwangmatig rondlopen en soms is het dier tijdelijk blind. Deze fase na zo een toeval kan tot wel een etmaal duren.
Toevallen kunnen ook in een mildere vorm voorkomen.
Epilepsie komt bij allerlei diersoorten voor, maar wordt vooral bij honden gezien.

Oorzaak

Een toeval is het gevolg van een plotselinge ontregeling van de hersenfunctie.
Bij primaire epilepsie (= zonder aanwijsbare oorzaak) doet de eerste aanval zich meestal al voor het derde levensjaar voor en herhalen de toevallen zich meestal met tussentijden van enkele weken tot enkele maanden.
Bij secundaire epilepsie zijn de verschijnselen min of meer hetzelfde, maar is er een hersenverandering (bv. littekenweefsel, een bloeding, een ontsteking of een gezwel) als oorzaak aanwezig.
Bij primaire epilepsie zijn er, behalve de toevallen, geen andere klachten over het dier; bij secundaire epilepsie kan dat wel het geval zijn, afhankelijk van de oorzaak.
Bij bepaalde ziekten kunnen aanvallen voorkomen die lijken op een epileptische aanval. Zo kunnen honden met een hartaandoening soms epilepsie-achtige aanvallen krijgen en dergelijke aanvallen worden ook gezien bij een te laag suikergehalte of een te laag Calciumgehalte in het bloed. Andere verschijnselen van de achterliggende ziekte worden dan meestal al eerder opgemerkt.

Diagnose

Bij jongere dieren kan het beeld zo duidelijk zijn, dat een uitgebreider onderzoek niet nodig is.
Vooral bij oudere dieren voeren wij meestal een bloedonderzoek uit en als daar een aanleiding voor is ook ander nader onderzoek.
Als door uitsluiting van andere oorzaken is vastgesteld dat het om echte epilepsie gaat, heeft een nauwkeuriger diagnose geen invloed meer op de behandelingsmogelijkheden. Om die reden wordt er zelden een uitgebreider hersenonderzoek gedaan.

Behandeling

Epilepsie is niet echt te genezen, maar met medicijnen kunnen de aanvallen bijna altijd voldoende worden tegengegaan.
Als de tijd tussen twee toevallen lang is (vier weken of langer) en de toevallen mild van aard zijn, is behandeling niet nodig. Honden waarvan bekend is dat ze epilepsie-patiënt zijn mogen niet zwemmen, omdat ze anders de kans lopen om te verdrinken tijdens een toeval.
Tijdens een toeval kan en hoeft er niets gedaan te worden.
Zorg alleen dat het dier zichzelf niet kan verwonden en zorg ook dat u als eigenaar niet verwond raakt.
Blijf met uw handen uit de buurt van de bek (ook geen medicijnen proberen te geven); door de krampachtige bewegingen zou een hond ongewild kunnen bijten. Hoe alarmerend het er ook uitziet, een dier zal niet acuut dood gaan tijdens een epileptische aanval.
Als de toeval langer duurt dan ca. vijf tot tien minuten moet op dat moment de dierenarts gewaarschuwd worden om door middel van een injectie de aanval te onderbreken.

De dosering van medicijnen tegen epilepsie is van dier tot dier verschillend.
Als er ondanks een bepaalde dosis toevallen blijven voorkomen dan moet de dosering worden aangepast totdat de toevallen geheel achterwege blijven of slechts zo nu en dan optreden. Soms is het nodig verschillende medicijnen tegelijkertijd in te zetten.
De behandeling met medicijnen is vrijwel altijd levenslang nodig.

01-05-2016

Terug naar Diereninformatie