C

  • Castratie (sterilisatie) van de teef
  • Castratie van de hengst
  • Castratie van de reu
  • Castratie / Sterilisatie van kater en poes
  • Castratie van knaagdieren
  • Cavia’s
  • Cherry eye
  • Chocolade
  • Cushing

Castratie (sterilisatie) van de teef

Castratie (sterilisatie) van de teef

Castratie of sterilisatie?

Bij Castratie (sterilisatie) van de teef worden alleen de eileiders afgebonden waardoor een dier onvruchtbaar wordt. Bij een hond is het daarnaast gewenst ook de effecten van de hormoonproductie door de eierstokken (o.a. de loopsheid) kwijt te zijn. Dit wordt alleen bereikt door de eierstokken te verwijderen. Vandaar dat de operatie castratie moet heten, al wordt er in de praktijk nog vaak over sterilisatie gesproken als het een vrouwelijk dier betreft.

Voordelen van castratie

Teven worden over het algemeen twee keer per jaar loops. Na de loopsheid volgt een periode met hetzelfde hormoonverloop als bij zwangerschap, ongeacht of de hond wel of niet gedekt is. Van deze schijndracht ondervindt een aantal teven ook nogal wat last. Castratie (sterilisatie) van de teef voorkomt zowel de loopsheid als schijndracht. Daarnaast heeft het wegvallen van de hormonale invloed enkele andere gunstige effecten. De teef zal geen baarmoederontsteking meer krijgen en de kans op het ontstaan van melkkliergezwellen en suikerziekte wordt kleiner.

Nadelen van castratie

Een gecastreerde teef kan sneller te zwaar worden, waardoor extra aandacht voor een juist voer- en bewegingsbeleid nodig is. Op latere leeftijd kan, vooral bij grotere honden, onbewust urine verlies ontstaan. Deze klacht is vrijwel altijd goed te behandelen. Sommige teven krijgen na de castratie veranderingen in de vacht. De haren kunnen langer en dunner worden of er kan wat kaalheid ontstaan (meestal op de rug/lendenen). De operatie is een echte buikoperatie die onder narcose moet worden uitgevoerd. Elke operatie onder narcose brengt een zeker risico met zich mee. Gelukkig zien wij bij een gezonde hond zelden complicaties bij deze operatie.

Wanneer castratie?

De operatie is al op een leeftijd van enkele maanden mogelijk en kan dus ook al voor de eerste loopsheid plaatsvinden. Naarmate de operatie eerder wordt uitgevoerd lijkt de kans op melkklier tumoren kleiner te zijn. De kans op urine-incontinentie zou dan echter iets groter zijn. In veel gevallen zal operatie op een leeftijd van zes – zeven maanden de voorkeur hebben, soms kiezen we liever voor operatie na de eerste loopsheid. Het beste kunt u even met de dierenarts overleggen wat voor uw hond het beste is. De eerste twee maanden na de loopsheid staat de baarmoeder nog onder invloed van hormonen en dat is een nadeel voor het uitvoeren van de operatie. Wordt de hond na de eerste loopsheid gecastreerd, dan is het beste tijdstip in de derde of vierde maand na de eerste loopsheid.

Voorzorgen en voorbereiding

Bij de castratie (sterilisatie) van de teef moet zij in een goede conditie en gezond zijn en moet gevaccineerd, vlo- en wormvrij zijn. Gedurende twaalf uur voor de operatie mag de hond niet eten, wel drinken.
Zo kort mogelijk voor de operatie dient de hond uitgelaten te worden om haar behoeften te doen.
Als u op de afgesproken tijd met uw teef in de dierenkliniek komt, dan zal er eerst een klinische controle plaatsvinden. Daarna krijgt de patiënt een kalmeringsprikje dat 10 a 15 minuten moet inwerken. Voor de hond is het prettig dat u er gedurende deze periode nog even bij bent.

De operatie

De operatie vindt onder gas-narcose plaats. Bij de operatie worden de eierstokken verwijderd. Als de baarmoeder vergroot of niet helemaal in orde lijkt te zijn, wordt deze ook verwijderd. Over het algemeen is het bij de jonge hond niet nodig ook de baarmoeder te verwijderen.

Honden boven een bepaald gewicht zullen wij adviseren laparoscopisch te steriliseren.
Wij hebben meerdere collega-praktijken die dit kunnen uitvoeren:

Wij houden de patiënt de eerste uren na de operatie graag zelf nog even in observatie. Natuurlijk op een warm plekje om de afkoeling die ontstaan is tijdens de operatie op te heffen.

De nazorg

Als de hond wordt opgehaald is ze nog wat slaperig en soms kan ze nog niet lopen. Thuis moet de hond een rustig, voldoende warm plekje hebben op een schone ondergrond. Zodra de hond kan lopen mag ze even uitgelaten worden om haar behoefte te doen. Als de hond er wakker genoeg voor is mag ze weer drinken. Eten is op de dag van de operatie nog niet van belang.  Op de operatiedag krijgt uw hond door ons pijnstillers toegediend om de napijn zoveel mogelijk te voorkomen. U krijgt van ons ook voor enkele dagen daarna pijnstilling mee. Na ongeveer tien dagen moet u met de hond op het spreekuur terugkomen voor het verwijderen van de eventueel aangebrachte huidhechtingen en voor de wondcontrole.

Waar u op moet letten:
– de hond mag na de operatie hooguit een enkele keer braken.
– er mogen hooguit enkele druppels bloed uit de wond of uit de vulva vloeien.
– de eerste dag na de operatie moet de hond willen drinken.
– binnen twee dagen moet de hond weer willen eten.
– de hond mag niet aan de wond bijten, krabben of overmatig likken.

Mocht u iets te vragen hebben, bel dan gerust!

01-05-2016

Castratie van de hengst

Castratie van de hengst

Als hengsten niet ingezet worden voor de fokkerij, dan worden ze meestal gecastreerd. Dat gebeurt dan vaak op 1-jarige leeftijd.
Ook bij Dierenkliniek Duurstede kunt u uw hengst voor castratie aanbieden. De castratie van de hengst gebeurt dan liggend in de wei en liefst in de maanden april, mei of juni. In die periode is de kans op mooi weer het grootst, het gras is schoon en er zijn nog weinig vliegen.
Een goede vaccinatiestatus tegen Tetanus is belangrijk. Indien de hengst nog niet volledig is gevaccineerd tegen deze gevreesde ziekte, dan zullen wij onmiddellijk na afloop van de castratie tetanusserum toedienen.

De gebruikte techniek die wij hanteren bij castratie van de hengst is de zogenaamde halfbedekte methode. Er wordt dan een snede gemaakt door de balzakhuid en door de binnenbalzak zodat de teelbal bloot komt te liggen. Vervolgens wordt de zaadstreng met het bijbehorende bloedvat en de er omheen liggende binnenbalzak gekneusd met een speciale kneustang. Daarna wordt het geheel afgebonden op die kneusplaats.
De zogenaamde onbedekte methode, waarbij de binnenbalzak niet wordt opgenomen in de afbindligatuur, is eigenlijk te risicovol omdat er dan kans bestaat dat er ingewanden via de liesopening naar buiten komen. Dit is natuurlijk een zeer ernstige complicatie. Er bestaan ook nog andere methodes om hengsten te castreren, maar die worden uitsluitend in paardenklinieken gehanteerd.

Het hengstje krijgt eerst een gezondheidscheck voordat deze onder narcose gaat.

 

Hij begint al slaperig te worden.

We begeleiden hem rustig te gaan liggen.

De narcose is licht, dus de testikels worden plaatselijk bij verdoofd.

De operatieplek wordt geschoren, gewassen en gedesinfecteerd.

Hij wordt gedurende de operatie nauwlettend in de gaten gehouden.

De operatie kan beginnen als alles in gereedheid is gebracht.

Nadat er een opening in de huid is gemaakt,
wordt het vlies opengesneden om de testikel naar buiten te krijgen.

Hier wordt de zaadstreng en het bloedvat afgebonden met hechtdraad.

Als laatste wordt de testikel verwijderd door naast het hechtdraad alles door te knippen.
De huid wordt niet gesloten om het wondvocht makkelijker af te laten vloeien.

Nu is het tijd om bij te komen. We blijven bij hem zolang hij nog niet staat.

Hij krijgt een graasmuilkorf om, zodat hij nog even niet kan eten.

 

01-05-2016

Castratie van de reu

Castratie van de reu

Redenen voor castratie van de reu kunnen divers zijn: sommige reuen vertonen onrustig gedrag als ze een loopse teef hebben geroken. Ze kunnen proberen weg te lopen om het teefje op te zoeken. Dit gedrag is soms al voldoende reden om de reu te laten castreren. Maar ook agressie naar andere reuen, dominantie-agressie naar mensen, het alsmaar bespringen van andere honden (of kinderen) zijn mogelijke redenen.
Er bestaan ook medische indicaties om een reu te castreren, bijvoorbeeld teelbalkanker. Veel reuen verliezen vaak druppels pus uit de penis (eigenlijk uit de voorhuid) en we weten dat dat vermindert door een castratie. Dat is dus soms ook een reden om de reu te laten castreren.

Er bestaan twee vormen van castratie: de chemische castratie en de chirurgische castratie.

  • Eerstgenoemde gebeurt door het inbrengen van een implantaat. Dat is een klein staafje waarin een hormoon zit dat geleidelijk wordt afgegeven aan de bloedbaan. Vanaf drie tot zes weken na het implanteren gedraagt de reu zich volledig als een gecastreerde reu: de testikels zijn klein geworden, de reu heeft geen interesse meer voor loopse teven en hij produceert geen sperma meer. Dit effect is echter niet eeuwigdurend. Minimaal een half jaar (of een jaar, afhankelijk van het soort implantaat) later komt het normale reugedrag weer op gang. Ook de spermaproductie herstelt weer.
  • De chirurgische castratie is wel definitief. Hierbij worden beide teelballen operatief verwijderd. Bij Dierenkliniek Duurstede wordt deze operatie onder plaatselijke verdoving in combinatie met een roesje uitgevoerd. Deze methode is veiliger en minder kostbaar dan een operatie onder algehele narcose.

De meest voorkomende complicatie na een castratie van de reu is een irritatie van de huid in het operatiegebied. Om dit te voorkomen wordt het scheren tot het hoognodige beperkt.
Verder is bekend dat gecastreerde reuen meer de neiging hebben om dik te worden dan intacte reuen. Het is dus belangrijk om het lichaamsgewicht in de gaten te houden en voeding en beweging aan te passen.
Tenslotte is bekend dat prostaatkanker bij gecastreerde reuen vaker voorkomt dan bij intacte reuen. De oorzaak hiervan is onduidelijk. Goedaardige prostaatvergrotingen zien we echter veel vaker en dan vooral bij de intacte reuen.

01-05-2016

Castratie / Sterilisatie van kater en poes

Castratie van de kater

Castratie van een kater betekent het verwijderen van de testikels (ballen). De testikels vormen niet alleen de zaadcellen maar ook mannelijke hormonen. Die hormonen veroorzaken het katergedrag, de typische katergeur en ook het uitgroeien tot het brede katertype.
Het eerste voordeel van castratie is dat de kater geen jongen meer kan verwekken. Vaak wordt de ‘ex-kater’ ook veel huiselijker en gezelliger; hij heeft minder de neiging om van huis weg te lopen, te zwerven en te vechten, waardoor ook de kans op ontstekingen en vechtabcessen aanzienlijk vermindert.

Een ongecastreerde kater plast vaak in huis en de urine heeft een typische sterke ‘katergeur’. Die geur verdwijnt altijd na castratie.
Het sproeigedrag verdwijnt vrijwel altijd, al is er geen volledige garantie dat de kat zindelijk wordt. Soms is ook een gecastreerde kater onzindelijk, maar dan zijn er meer factoren van invloed dan alleen de geslachtshormonen.
Een ander belangrijk voordeel van een vroegtijdige castratie is de voorkoming van het oplopen van dodelijke virusinfecties zoals het FIV-virus (de verwekker van katten-AIDS) of het Katten-leucaemievirus. Dit zijn virussen die vooral bij vechtpartijen en bij paringen worden overgedragen.

Een kater kan zonder bezwaar vanaf een leeftijd van zes maanden worden gecastreerd. Als de kat op die leeftijd nog geen overlast geeft (in huis plassen etc.) dan kan de castratie ook later plaatsvinden. Voor de gezondheid van de kat heeft het geen voordeel om te wachten; een kater die op latere leeftijd gecastreerd wordt zal alleen wat breder uitgroeien dan z’n jonggecastreerde soortgenoot.

Voor het uitvoeren van de castratie wordt de kater onder narcose gebracht. Na desinfectie van het gebied wordt in de balzak beiderzijds een klein sneetje gemaakt, de testikels worden naar buiten gebracht, afgebonden en weggenomen. Door samentrekken van de huid gaan de wondranden naar elkaar toe; de wondjes worden niet gehecht.

Sterilisatie van de poes

De Castratie / Sterilisatie van kater en poes wordt er bij een poes meestal van sterilisatie gesproken, terwijl de ingreep in werkelijkheid castratie genoemd moet worden. Sterilisatie betekent alleen het onvruchtbaar maken; castratie betekent het wegnemen van de eierstokken en dat is wat er bij de ingreep gebeurt. De krolsheid van een poes veroorzaakt meestal overlast; een krolse poes kan nogal wat herrie maken. Na het verwijderen van de eierstokken is de poes onvruchtbaar en doordat de hormoonproductie wegvalt wordt ze ook niet meer krols.

Een poes kan worden gecastreerd vanaf een leeftijd van zes maanden of eventueel iets eerder indien noodzakelijk. De krolsheid kan ook door hormoontabletten of een injectie worden onderdrukt. Gebruik van hormonen heeft echter nadelen en daarom is de sterilisatie een betere oplossing.

Ook bij de poes wordt de ingreep onder een volledige narcose verricht. Het gaat hier echter om een buikoperatie en daardoor is de ingreep zwaarder dan bij de kater. Nadat een sneetje in de buikwand gemaakt is worden de eierstokken buiten de buikholte gebracht, enkele bloedvaten worden afgebonden, de eierstokken en soms ook de baarmoeder worden verwijderd. Daarna worden buikwand en huid weer gehecht. Soms kunnen de hechtingen geheel inwendig geplaatst worden, zodat er geen uitwendige huidhechtingen nodig zijn.

Kater en poes:

Bij een Castratie / Sterilisatie van kater en poes moet in beide gevallen voor de ingreep een afspraak worden gemaakt.
De dieren moeten nuchter gebracht worden; dat betekent vanaf twaalf uur voor de ingreep niet meer eten (wel drinken).
Na de behandeling blijven de dieren enkele uren in de kliniek totdat ze weer wakker zijn en veilig naar huis toe kunnen.
Thuis moet de kat een warm, rustig plekje krijgen waar hij of zij verder kan bijkomen. Andere huisdieren kunnen het beste uit de buurt gehouden worden totdat de patient weer helemaal bij is en stevig op de poten staat. Tot dat moment moet ook voorkomen worden dat een kat bijvoorbeeld van een trap af zou kunnen vallen.

Poezen mogen op de dag van de operatie nog niet eten. Als een kater er echt om vraagt mag hij een klein beetje voedsel hebben. Als dat niet wordt uitgebraakt dan mag eventueel wel wat meer gevoerd worden. Zodra ze daar goed toe in staat zijn, mogen zowel kater als poes weer te drinken krijgen. Als een kat twee dagen na de ingreep nog niks wil eten, moet u contact met de kliniek opnemen.
Houd de kater en zeker de poes minstens drie dagen binnen totdat ze weer helemaal de oude zijn.
Als er bij een poes uitwendige huidhechtingen zijn gebruikt dan moeten die na een dag of 10 op het spreekuur worden verwijderd.

Bent u er niet zeker van of alles na de ingreep goed gaat, aarzel dan niet om even naar de kliniek te bellen voor overleg of kom met poes of kater voor controle op een van de spreekuren.

01-05-2016

Castratie van knaagdieren

Castratie van knaagdieren/ konijnen

Castratie van de mannetjes

Konijnen kunnen zich vanaf drie a vier maanden voortplanten. Niet lang daarna kunnen mannetjes territorium gedrag gaan vertonen. Mogelijk gaat het konijn, om zijn territorium te verdedigen, grommen en bijten als iemand een hand in het hok steekt en gaat het sproeigedrag vertonen. Een enkele konijn probeert zelfs te rijden op armen of benen van mensen. Hier kan castratie bij knaagdieren/ konijnen helpen, omdat het gedrag door hormonen bepaald wordt.
Als een konijn bovengenoemd gedrag niet vertoont en “alleen” leeft dan is castratie bij knaagdieren/ konijnen uiteraard niet nodig. Ongecastreerde konijnen kunnen erg gaan vechten. Mannetjes die vanaf jonge leeftijd samen zitten, moeten daarom meestal op de leeftijd van drie maanden gescheiden worden. Om ze niet van elkaar te laten vervreemden moeten ze, door gaas gescheiden, wel contact kunnen houden met elkaar. Enkele weken na castratie kunnen ze weer aan elkaar gewend worden.
Als bij samen gehouden vrouwtjes en een mannetjes nageslacht ongewenst is, kunnen ze ook beter vanaf drie maanden gescheiden worden. Ze mogen dan drie weken na de castratie weer bij elkaar. Castratie van een mannelijk konijn is mogelijk vanaf vier maanden.

Castratie van de vrouwtjes

Ook bij vrouwtjeskonijnen onderling kan territoriumgedrag optreden dat tot vechtpartijen kan leiden. Ook hierbij kan castratie de oplossing zijn. Bij een vrouwtje betekent dit een buikoperatie en daarmee een duidelijk grotere ingreep dan bij het mannetje. Door de verbeterde anesthesietechniek is het risico op sterfte tijdens en na de operatie veel kleiner dan vroeger.
Een tweede reden om de ingreep uit te voeren staat de laatste tijd meer in de belangstelling. Bij konijnen vindt een eisprong pas plaats na de dekking. Huiskonijnen die niet gedekt worden, zijn in feite voortdurend in bronst. Door het alsmaar circuleren van oestrogenen (de geslachtshormonen die de bronst veroorzaken) kan de baarmoeder kwaadaardig ontaarden. Veel huiskonijnen overlijden dan ook aan baarmoederkanker. Vandaar dat steeds vaker besloten wordt om vrouwtjeskonijnen te steriliseren. Bij deze sterilisatie worden de eierstokjes verwijderd (sommige dierenartsen halen veiligheidshalve ook de baarmoeder weg). De castratie van een vrouwtjeskonijn is het beste op een leeftijd van een half jaar (vóór die tijd is de techniek van de operatie wat lastiger, op latere leeftijd moet ook de baarmoeder verwijderd worden).

In beide gevallen vindt de ingreep onder narcose plaats en blijven de dieren in de kliniek tot ze weer helemaal wakker zijn. In de praktijk betekent dit: ‘s ochtends voor tien uur brengen en in de loop van de middag weer naar huis. Konijnen hoeven voor de narcose niet te vasten, eten en drinken mag gewoon blijven staan. Als nazorg thuis is het vooral van belang dat het dier een warm en rustig plekje krijgt. Binnen 24 uur na de ingreep moeten ze weer wat gaan eten en drinken.

Dan is het natuurlijk nog belangrijk om te weten of een konijn mannelijk of vrouwelijk is.
Bij konijnen is het uitwendige verschil niet zo groot, behalve als de testikels duidelijk te zien zijn. Bij jonge konijntjes zijn de balletjes echter nog helemaal niet te voelen en volwassen konijnen kunnen ze laten verdwijnen door ze helemaal in de buik terug te trekken. Toch kan bij een nauwkeurige inspectie het verschil wel gevonden worden.

                                     

 

De afstand tussen anus en geslachtsopening is bij het mannetje wat groter en de opening is rond, terwijl die bij het vrouwtje spleetvormig is.

Voor cavia’s geldt in grote lijnen hetzelfde ten aanzien van castratie als voor konijnen. Het verschil in geslacht is meestal vlot te zien, alleen al omdat bij de mannetjes de testikels duidelijk aanwezig zijn.

01-05-2016

Cavia’s

Cavia’s

Cavia’s zijn sociale dieren die behoefte hebben aan gezelschap van mensen en/of andere cavia’s. Als ze aandacht willen, maken ze dat kenbaar door een typisch fluitgeluid. Veel cavia’s begroeten de eigenaar als die thuiskomt of als die de koelkast opent met gefluit.

Volwassen cavia’s wegen 800-1000 gr. Ze bereiken een leeftijd van zes tot acht jaar. Vanaf ongeveer  weken vijf kunnen ze al geslachtsrijp zijn. De draagtijd is negen weken, veel langer dan bij de meeste knaagdieren. Er worden dan meestal maar twee of drie jongen geboren, die al zover ontwikkeld zijn dat ze binnen enkele dagen hetzelfde voer eten als de moeder.

Voeding:

Hooi

Hooi is voor cavia’s een onmisbaar voedingsmiddel, omdat het noodzakelijk is voor een goede darmwerking. Hooi moet de hele dag beschikbaar zijn en de dieren mogen er zoveel van eten als ze willen.  Het hooi moet lekker zijn, fris ruiken en van een goede kwaliteit zijn.

Water

Er moet altijd vers drinkwater beschikbaar zijn. De vochtbehoefte is ca. 50 ml. per kg. lichaamsgewicht per 24 uur.  Een drinkfles heeft het voordeel dat water niet bevuild kan raken. Uiteraard moet het dier wel geleerd hebben hoe je uit een flesje kunt drinken.

Droogvoer

Biks is beter dan gemengd voer, omdat de dieren uit het gemengde voer nogal eens de lekkere dingen uitzoeken en dan de bikskorrels laten staan. En biks bevat juist de meest waardevolle voedingsstoffen. De juiste hoeveelheid droogvoer per dag is ongeveer 25 gram per kg lichaamsgewicht.  Een maatstaf voor de hoeveelheid droogvoer is ook de mate waarin het hooi gegeten wordt. Er wordt vaak teveel biks gevoerd; de portie moet altijd in één dag opgaan. Zolang ze in de groei zijn mogen jonge dieren naar behoefte hooi en droogvoer eten.

Vitamine C

Vitamine C is voor cavia’s van levensbelang. Net als mensen kunnen cavia’s dit niet zelf maken en moeten ze vitamine C door middel van de voeding binnen krijgen. De dagelijks hoeveelheid moet ongeveer 25 mg zijn. Het beste is droogvoer speciaal voor cavia’s, waar vitamine C in verwerkt is. Op de verpakking moet staan of dat het geval is. Let ook op de expiratiedatum, want Vitamine C verdwijnt geleidelijk uit het voer.

Groente

Cavia’s lusten graag groenvoer. Ze mogen dat ook eten, als het maar niet teveel is en als ze er aan gewend zijn. Geleidelijk de hoeveelheid groenvoer opbouwen is belangrijk om diarree te voorkomen. Het beste is om verschillende groenten te geven in kleine hoeveelheden. Geschikt als groenvoer zijn: andijvie, broccoli, bleekselderij, selderieknol, witlof, veldsla, waterkers, boerenkool, wortel en wortelloof, bloemkoolbladeren. Paardebloemblad, weegbree en gras mag ook worden gevoerd.

Caviaschurft is een veel voorkomende huidaandoening. De dieren hebben jeuk, de huid is schilferig en er kunnen kale plekjes met korsten ontstaan. Het is niet altijd duidelijk hoe ze de huidinfectie oplopen. De klachten worden het beste bestreden door bij de dierenarts twee of drie x een injectie tegen schurftmijten te laten geven. Een andere behandelingsmogelijkheid zou de toediening van een pipetje op de huid kunnen zijn.  Alle cavia’s in het gezin moeten tegelijkertijd worden behandeld.

De tanden en kiezen van een cavia groeien door en moeten tegen elkaar afslijten. Als ze niet recht tegenover elkaar staan, kunnen ze te lang worden. Het diertje heeft dan wel zin in eten maar kan het voedsel moeilijk weg werken. Laat in zo’n geval het gebit van de cavia door de dierenarts controleren. Lange tanden kunnen worden geknipt; bij te lange kiezen is een wat uitgebreidere behandeling onder een lichte narcose nodig. Bij bijna alle cavia’s moeten de nagels regelmatig worden geknipt.

Als ziekten komen o.a. luchtweginfecties voor, van een soort verkoudheid tot longontsteking. Ook darmklachten (diarree, verstopping) worden nogal eens gezien. Als een cavia niet meer eet en drinkt kan de algemene toestand snel achteruitgaan en kunnen uitdroging en shock soms snel tot de dood leiden. Een tijdige behandeling is dan natuurlijk van levensbelang.

01-05-2016

Cherry eye

Cherry eye

Regelmatig worden wij geconsulteerd voor een rood knobbeltje dat plotseling in de binnenooghoek van een hond verschijnt en meestal niet meer verdwijnt. (cherry eye) Soms verdwijnt het voor korte tijd om even later weer terug te komen.
Bij nadere beschouwing zien we dat het aan de oogzijde van het derde ooglid zit. In feite is er sprake van een goedaardige vergroting van een traanklier. De vergroting ontstaat geleidelijk maar openbaart zich plotseling doordat er onvoldoende ruimte meer is om het op zijn normale plaats te houden. Het “plopt” dan ineens naar buiten en je ziet het dan als een roodgekleurd balletje zitten. Daarom wordt het in de volksmond vaak “Cherry eye” (kersenoog) genoemd.
We zien de cherry eye vooral optreden bij de kortsnuitige rassen (Cavalier King Charles spaniels, bulldoggen, Cane Corso’s e.d.). Blijkbaar hebben deze honden minder ruimte om het traankliertje te herbergen.

Er zijn verschillende mogelijkheden van aanpak. Eén ervan is het simpelweg verwijderen van het traankliertje, maar volgens enkele onderzoeken verhoogt dit de kans op het ontstaan van Keratoconjunctivitis Sicca (“Droog oog”) als gevolg van verminderde traanproductie.  Daarom zijn er operatietechnieken ontwikkeld om de traanklier te sparen en die terug te zetten op de plaats waar die thuishoort. Vaak lopen deze operaties op teleurstellingen uit vanwege de recidieven die veel gemeld worden.  Dierenkliniek Duurstede doet al langere tijd onderzoek naar het effect van het verwijderen van de “cherry eye” op de traanproductie. Op dit moment lijkt dit effect voor sommige rassen erg mee te vallen.

01-06-2016

Chocolade

Chocolade

Het is natuurlijk al lang bekend dat chocolade giftig is voor honden. In chocolade zitten twee stoffen, Theobromide en Caffeïne, die bij overdosering klachten kunnen geven bij mensen en honden. Mensen zijn echter in staat deze stoffen snel af te breken, waardoor ze er niet ziek van worden. 

Honden kunnen deze twee stoffen veel slechter verwerken en worden daardoor vaak ziek: nervositeit, spiertrillingen, braken en/of diarree en hartkloppingen zullen ontstaan. Soms overlijdt de hond door hartstilstand. Een kleine hoeveelheid chocolade kan al dodelijk zijn! Het is dus belangrijk om te voorkomen dat uw hond chocolade opeet.

Mocht uw hond onverhoopt toch chocolade gegeten hebben, schroom dan niet om contact met ons op te nemen! Wij staan dag en nacht voor u klaar om in geval van nood te helpen!

01-05-2016

Cushing

Cushing

Bij mensen, maar ook bij honden en paarden, komt soms de Ziekte van Cushing voor. Deze ziekte is een gevolg van een overmaat aan een bijnierschors-hormoon, genaamd cortisol. Daarom wordt de ziekte ook hypercortisolisme genoemd.

In dit artikeltje bespreken we deze ziekte alleen voor de hond. Ongeveer een op de 2000 honden krijgt hypercortisolisme. Het bijnierschorshormoon cortisol wordt van nature gevormd in de bijnieren en wel in de buitenste laag van de bijnieren, de bijnierschors genoemd. Dit cortisol heeft een belangrijke functie in het beheersen van (chronische) stress.

Vandaar dat hypercortisolisme ook kan ontstaan als gevolg van chronische stress. Maar deze vorm van hypercortisolisme is eigenlijk fysiologisch en wordt vooral gezien bij wilde dieren in de natuur tijdens barre weersomstandigheden en voedselschaarste. 

Bij de ziekte van Cushing is er echter sprake van een abnormale overproductie van Cortisol. Daarnaast kan de ziekte ontstaan door toediening van medicijnen met een soortgelijke werking als cortisol (prednisolon e.d.).

De verschijnselen van ziekte van Cushing kunnen zijn: veel drinken en veel plassen, verhoogde eetlust, kaalheid, spieratrofie (vermindering van de spieromvang), het ontstaan van een dikke buik, verkalking in de huid, verkleining van de testikels, uitblijven van de loopsheid, sloomheid, de huid wordt dunner en hyperpigmentatie (zwartverkleuring) van de huid. 

Lang niet alle genoemde verschijnselen hoeven gelijktijdig voor te komen. Soms wordt een hond aangeboden met als enige klacht veel drinken en plassen en die blijkt dan soms de Ziekte van Cushing te hebben.

Deze ziekte kan veroorzaakt worden door een tumor in de bijnierschors zelf, of door een tumor in de hypofyse (het hersenaanhangsel). Door middel van bloedonderzoek gecombineerd met een test, kan de diagnose gesteld worden en veelal kan de test ook uitwijzen of de oorzaak in de hypofyse zit of in de bijnierschors. 
De tumoren in de hypofyse zijn meestal goedaardig, maar kunnen, naast de bovengenoemde problemen, soms ook lokale problemen geven door bijvoorbeeld druk op de hersenen. De bijnierschorstumoren zijn in de helft van de gevallen kwaadaardig en kunnen dus uitzaaien naar elders in het lichaam, zoals naar de longen.
Tegenwoordig wordt, als de diagnose is gesteld, meestal geadviseerd om een CT-scan te laten maken. Bij een hypofysetumor in ieder geval van de hypofyse, bij een bijnierschorstumor niet alleen van de bijnieren, maar ook van lever, longen en ook de hypofyse (sommige honden hebben zowel een bijnierschorstumor als een hypofysetumor).

De behandeling van honden met de Ziekte van Cushing, veroorzaakt door een tumor in de hypofyse of in de bijnierschors, is altijd kostbaar en soms ingrijpend, maar vaak wel zeer dankbaar. Zelfs uitgezaaide bijnierschorstumoren zijn vaak uitstekend behandelbaar! 
Bijnierschorstumoren kunnen soms operatief volledig verwijderd worden. Hypofysetumoren zijn ook vaak operatief te verwijderen, maar dat wordt alleen gedaan bij wat minder oude honden en bij oude honden met problemen die veroorzaakt worden door de lokale aanwezigheid van de tumor (zoals ernstige koppijn, epilepsie). 

Een andere mogelijkheid van behandeling is een behandeling met bijnierschorsremmende medicijnen, maar de lokale problemen die sommige hypofysetumoren kunnen geven, worden hiermee niet verholpen. 
Honden met ziekte van Cushing hebben ook een sterk vergrote kans op het krijgen van suikerziekte, zeker zolang er nog geen behandeling is ingesteld. Deze twee ziektes komen dus nogal eens gelijktijdig voor.
Iatrogene Cushing, die veroorzaakt wordt door verstrekking van medicijnen met een Cortisolachtige werking, is eenvoudig te behandelen door de medicatie geleidelijk af te bouwen. Het plotseling staken van een dergelijke medicatie is risicovol, i.v.m. de kans op het ontstaan van hypocortisolisme.

01-05-2016

Terug naar Diereninformatie